Met iets meer gemak dan de eerste avond, vinden we de weg naar de receptie. De auto staat ook nog waar we die twee dagen geleden hebben achtergelaten, al is het ijs van de cooler nu wel echt gesmolten. De eerste orde van de dag is dus : brood – charcuterie – ijs, en vooral water.
Bij het buitenrijden van Vegas vinden we alles wat we nodig hebben, in de Target en Walmart. Maps.me brengt ons naar de volgende rustplaats : Death Valley, maar onderweg passeren we nog enkele mooie plaatsen. Ik besluit het Badwater Basin te laten voor wat het is, en rij naar Dante’s View, zo genoemd als verwijzing naar de voorstelling van de hel door Dante Alleghieri waarbij je dus van boven kijkt naar de ‘ergste hel’.
De borden langs de weg houden we goed in de gaten. Het aantal kilometer tot aan het volgende service station. Eén bord meldt dat je beter de airco uitzet om de motor niet te oververhitten, maar we vertrouwen de japanse technologie en houden het koel, met één oog op de koelwaterthermometer.
Op een kleine 1700m hoogte is de hitte te verdragen, maar geamuseerd volgen we de evolutie van de thermometer van de auto. Wanneer we aan Zabriskie Point stoppen, is hij al goed op weg, en aan ons hotel piekt hij op 120°F. Furnace Creek heeft zijn naam niet gestolen. We zitten hier 60m onder de zeespiegel, maar het voelt hier droger, … en warmer.
De hitte maakt zelfs ademen moeilijk, maar alles komt goed. ’s Avonds, wanneer de temperatuur gezakt is naar een koele 36°C maak ik nog even een wandeling over het domein. Het is vreemd om in deze extreme omstandigheden te wandelen over ’s werelds laagst gelegen golfterrein met zicht op de melkweg. Alles wordt zo relatief als zelfs de sterren dichtbij lijken. Filosofisch moment, last van de hitte?